Art Basel en het grote genieten
22/06/2011 1 reactie
Lieve tante Hélène,
U vroeg me om een verslag van mijn bezoek aan Art Basel, afgelopen zaterdag. Dank voor uw belangstelling – grappig ook dat u me uit Parijs belde met de opmerking ‘raad eens waar ik ben’ en dat ik dat direct met dezelfde vraag kon pareren vanuit de trein. De oogst van Basel bestaat uit meerdere blaren, vijf kilo kunstboek (je bent er dan toch en overigens is het goede nieuws dat uitgeverij Taschen heeft aangekondigd dat zij binnenkort in Amsterdam een eigen winkel openen), en een bescheiden top 9. Want wie ben ik dat ik een oordeel mag vellen. Maar eigenlijk juist daarom. Want als iets in Basel blijkt, is het wel dat er veel te genieten valt. Zoveel stijlen, zoveel vormen en toepassingen, ongelooflijk.
Er was veel ongelooflijk in Basel. Dat wil zeggen voor mij – als niet-professioneel kunstondersteuner. Zo waren er ongelooflijk veel Amerikaanse galeries. ‘De Amerikanen zijn weer terug,’ schreef NRC Next, alsof we D-Day opnieuw beleefden. Het is de graadmeter voor het gestegen vertrouwen in de kunst als beleggingsvorm. Wat me opviel was dat die Amerikanen die er waren, wel heel erg veel kunst uit begin vorige eeuw te koop aanboden. En hier en daar ook jongere kunst. Ook opvallend: ontelbaar veel galeries hadden een mobile hangen van Calder. Zoveel dat het erop leek dat een verzamelaar uitverkoop had gehouden. Ook ongelooflijk, omdat ik er maar niet aan kan wennen: het gedrag van de galeriehouders. Als autoverkopers zouden ze direct ontslagen worden denk ik, tante. Ze doen namelijk vrijwel niks op die publieksdagen. Ze zitten eigenlijk de hele dag gebogen over McBook Air of vingeren hun iPhone. Andere merken zijn ab-so-luut not done. En ze praten mompelend met elkaar. En kijken nooit vrolijk. Ze stralen uit dat ze een hekel hebben aan het klootjesvolk dat toch niks te makken heeft.
Nou goed, tante, dat moest er even uit. Verder wil ik het alleen nog hebben over al het moois dat ik zag. Tijdens de Artfair, maar ook daarbuiten, in het schitterende gebouw van Fondation Beyeler waar een tentoonstelling was van Stella/Brancusie. Waarover straks wat meer.
Maar eerst mijn lijstje. In willekeurige volgorde en voor wat hij waard is. Maar goed alles kan zomaar, weet ik intussen. Bijvoorbeeld pronkt op het lijstje van mijn vriendin Els ineens Bram Bogart – ‘opnieuw verliefd,’ zei ze. En dat is goed. Omdat mooi is wat je mooi vindt.
- George Condo. Kent u die? Ik weet dat er mensheid is die hem een veredelde figuratief noemen, maar ik ben er sinds Basel weg van. En ik niet alleen. Lees maar even mee: “De Amerikaanse kunstenaar George Condo toont voor het eerst in Europa een grote selectie uit zijn oeuvre. Museum Boijmans Van Beuningen presenteert de Europese première van ‘George Condo: Mental States’. Meer dan zeventig schilderijen en sculpturen uit Amerikaanse en Europese collecties zijn deze zomer te zien in Rotterdam. Condo wordt geroemd om zijn verbazingwekkende technische bekwaamheid, stilistische veelzijdigheid en originele onderwerpen.” Toeval bestaat niet tante maar dat hoef ik u niet uit te leggen.(‘Priest in the snow’, het Feest))
- Tacita Dean. Ooit genomineerd voor de Turner Prize. Is een veelzijdige kunstenares die veel met film doet, maar die Basel verraste met een serie zwart/grijsschilderijen die voortdurend werden gefotografeerd. Ook door mij, tegen beter weten in, want zulke doeken zijn het lastigst te fotograferen. In haar oeuvre is het volgens mij een tamelijk nieuwe aanpak: meestal werkt ze juist heel figuratief. Des te verrassender. (‘more or less’)
- Miriam Cahn. Vooral vanwege haar verrassende stijl. Op het eerste gezicht lijkt ze gespecialiseerd in aliens, maar het loont de moeite er wat langer bij stil te staan het haar uiterst transparante stijl op je te laten inwerken. Ik vind het prachtig, maar je moet er van houden. (‘meine Jüden)
- Maria Serebriakova. De Russen waren ook vertegenwoordigd in Basel. Volgens mij de enigen zonder MacBook Air. Maar met Maria. En die mag er zijn hoor. Kijk maar. Schitterende, loden kwastvoering. Zo expressief als in alle eenvoud maar mogelijk is. Of zoals Wiki formuleert: “Ieder werk straalt een gevoel van vereenzaaming en wanhoop uit. Ze benadert de condition humaine op een zeer filosofische en universele manier. Haar kunst kan gezien worden als een zoektocht naar zichzelf en naar de verloren identiteit van de mensheid. Op een meer ontologisch niveau ziet Serebriakova kunst als communicatiemiddel dat de taal overtreft. Als een echt Wittgenstein-aanhanger is ze van mening dat kunst kan uitdrukken wat niet met woorden kan worden gezegd.” (‘the Guard’)
- Giovanni Anselmo. Hing daar met een wat ouder werk uit 1971. Maar in alle verstilling zo mooi.
- Spencer Sweeney. Volgens mij een hartstikke jonge gast die lekker expressief met zware halen schitterende portretten maakt. Beetje Kamagurka-gevoel kreeg ik erbij. Maar toch anders. En zo hoort het ook. (‘zonder titel’)
- James Turrel. Ook met een oud ‘art statement’ (1968) maar nog steeds erg fraai. Ik heb er een filmpje van gemaakt, hopelijk lukt het uploaden van die blauwe kamer met de witverlichte hoek.
- Makiko Kundo. De Japanners waren er ook. Niet alles even toegankelijk voor uw simpelneef, maar Makiko mag er zijn. Maar waarom blijk ik bij die japanners altijd het gevoel krijgen dat ik naar uiteenlopende Mangavariaties zit te kijken, tante?
- Brancusi. Beetje flauw natuurlijk, want hors chaque concours. Maar ik zag nu voor het eerst De Kus in een aantal minimalistische variaties. En die schitterende slaapster, om maar te zwijgen van het tere marmeren torso van een meisje. Good God! Wat is dat mooi en wat kan zo’n elementaire lijnvoering ongelooflijk emotioneel zijn. Ik houd voor eeuwig van Brancusi, gebruik hem ook in mijn trainingen voor tekstschrijvers – vooral vanwege zijn uitspraak dat de essentie van beeldhouwen is dat je het innerlijk van het object moet weergeven, niet de schubben van de vis, maar de beweging waarmee hij door het water schiet; niet de veren van de vogel maar essentie van zijn beweging gevangen in vorm. Je kunt dat zo van toepassing laten zijn op tekstschrijven. Daarbij gaat het immers ook erom dat je over de essentie van een onderwerp schrijft en niet aan de buitenkant blijft hangen. De expositie in de Fondation Beyeler bood wat dat betreft een mooie analyse: Stella die er alles aan had gedaan om zich Brancusi eigen te maken op zoek naar zijn ‘geheim’ en dat te vertalen in overweldigende minimalistische stalen platen, muren – noem maar op. (de kus, torso van jong meisje)
Tot zover, tante. Ik keerde uitgeput, bloedend uit mijn blaren, maar intens gelukkig weerom. In de volle overtuiging dat kunst moet, omdat het niet anders kan. Oja, nog bedankt voor uw foto van het flash mob diner blanche aan de voet van de Notre Dame. Het leek wel een Ai Wei Wei-project. Ach ja, als men er maar oog voor heeft, ligt de kunst voor het oprapen. Wel jammer dat Kamagurka er niet zelf hing – ik weet zeker dat De Amerikanen er helemaal gek van waren geworden.
Groeten en laat maar weten wat u ervan vindt.
Mijn lieve neefje Han, wat attent van je om zo aan je oude tante te denken met dit verslag van je Bazel bezoek. Ik begrijp heel goed dat je genoten hebt. En een volgende keer ga ik misschien toch maar naar Bazel. En dan zeker ook naar die fondation Beyeler.Je verslag maakt begerig naar zelf kijken. Was ‘kunst omdat het moet’ niet trouwens ooit eens een motto van de TROS?
Hou ons op de hoogte van je kunstoverpeinzingen! Liefs van je tante Hélène
LikeLike