Kort verhaal (1)
10/09/2014 1 reactie
Het gebeurde, zoals dat heet, totaal onverwacht. Op een dag als alle andere eindeloos aan elkaar geregen dagen, ergens rond het midden van een week. Maar misschien wat het een maandag. Of een vrijdag. Hij was allang geleden gestopt met zich af te vragen welke dag, welke week, welke maand, welk jaargetijde het was waarin hij ademde. Teveel van hetzelfde. Te weinig om zich druk over te maken. Teveel routine. Teveel gelijkmatigheid. Teveel gezeik thuis. Omdat het van alles teveel niks was werd zijn stemming afgevlakt tot een muisgrijze dunne horizontale lijn. Teveel van niks, was zijn definitie van zijn huidige bestaan. Daaraan ontsnappen was zo langzamerhand een tour de force die hij zichzelf niet meer zag voltrekken. Kutzooi.
Drie keer per week ging hij in slow motion naar de buurtsuper waar hij zich kon opwinden over de almaar stijgende prijs van plakjes zalm. Of het plotseling ontbreken van spullen die hij anders ook niet zou kopen. Opwinding van niks. Ooit voelde hij over dergelijke zaken de adrenaline door zijn lichaam golven. Kippenvel, mijnheer! Dan vond hij het de normaalste zaak om het personeel erover aan te spreken, verantwoording te eisen en geraffineerd aan te sturen op een tegemoetkoming in welke vorm ook. Dat was een tijd.
En een keer per week maakte hij zijn gang naar de Albert Heijn. Vroeger kwam hij er dagelijks en rekende af zonder op het eindbedrag te letten. Kende de kassières bij naam. Maakte af en toe een praatje met de winkelmanager. Bemoeide zich graag met aanbiedingen of met de inrichting van de schappen. Niet dat het enig effect had, maar als goede klant kon hij makkelijk rekenen op een luisterend oor. Hij was vergeten wanneer dat ook alweer was.
Onzin.
Hij kon het zich heel goed herinneren. Met de kleinste moeite zelfs. Maar ook de kleinste moeite was in zijn huidige staat niet meer of minder dan het beklimmen van de Mount Everest voor meervoudig gehandicapten. Het was vandaag niet erg druk in de AH, maar ook niet bijzonder leeg. Hij had gekeken of er in de aanbiedingen iets was waarmee hij thuis kon komen. Daar ging godzijdank aardig wat tijd inzitten. Na drie kwartier slofte hij nog steeds een leeg karretje voor zich uit. Het ging hem hier steeds meer om het er-zijn: een speciaal soort genieten – van de breedte van de paden tussen de schappen, van de vormgeving van de producten, van de uitstalling van de groenten, van de tientallen soorten kaas in de koelvitrine. Het leverde hem sporadische maar intense geluksmomenten op.
Toen.
Was er de vrouw.
De vrouw kwam van achter uit de winkel gerend. In haar hand een verpakt brood. Typisch zo’n geval van vergeten dus karretje bij de kassa laten staan en sorry zeggen en snel naar de bakkerijhoek en weerom zo gepiept hij had het vroeger vaak genoeg gedaan want als je winkelt op de automatische piloot winkel je eigenlijk vanuit je onderbewuste en wil je vaak genoeg jezelf terugvinden met een kar vol boodschappen die je nauwelijks nodig hebt terwijl wat je wel nodig hebt…
Ze was een jaar of veertig. Niet onaantrekkelijk, constateerde hij zonder dat het hem verder iets deed. Losse haren, openhangende jas met zo te zien iets van een strakke spijkerbroek en dan wat gedoe los daarover. Geen tijd.
Hij keek haar aan zag haar steeds dichterbij komen en wist ineens dat hij dadelijk zijn voet zou uitsteken zijn hersens leken wakker te zijn geworden en berekenden met ongekend raffinement het ideale moment hij liet het gebeuren voelde niet eens een zich verheugen of schaamte of desnoods angst of verdriet of wat dan ook hij wist alleen dat hij dadelijk zijn voet zou uitsteken en dat hem dat enige voldoening zou geven een prikkel die hij lang niet meer had gevoeld en waaraan hij plotseling onuitsprekelijke behoefte scheen te hebben tot zijn eigen verbazing of wat nog daarvan over was het belangrijkste op dat moment was eigenlijk het dilemma of hij nou zijn voet zou uitsteken of het lege karretje tegen haar knieën duwen hij besloot zijn voet en toen was ze er ook dus stak hij zijn voet uit voelde hoe hij zijn spieren moest spannen om ervoor te zorgen dat ze ook echt zou struikelen en toen was het helaas alweer voorbij ze lag languit in het gangpad wat hij een onverwacht mooi, dramatisch, te janken zo prachtig beeld vond vooral omdat je het maar zelden ziet een languit gevallen een meter vijfenzeventig jas, spijkerbroek, alle kanten opwaaierend haar op de vloer van een supermakt ja kapotgevallen flessen cola of advocaat regelmatig maar een gevloerd mens dat was toch van heel andere orde en eigenlijk bijzonder genietbaar vooral hier waar precisie tot het uiterste was verheven en een incident als dit het effect had van een steen die een wak slaat in laagje ochtendijs hij had zijn voet uitgestoken en haar val nanoseconde na nanoseconde geregistreerd het brood vloog haar hand uit zeilde op luchtkussens over de tegels en kwam geleidelijk tot stilstand onder het schap met papieren zakdoekjes direct wist hij wat hem te doen stond dus hij liet zijn winkelwagentje los en was in drie stappen bij haar hurkte neer en bestudeerde haar gezicht zonder een woord te zeggen ze keek woordloos terug met een mix van boosheid, angst en schrik het leek een half uur te duren voor hij zijn spraak terugvond achteraf reconstrueerde hij nog vaak dat moment waarin er even niets anders bestond hij stak zijn hand uit en riep wat spijt me dat toch ik zag u niet aankomen hebt u zich bezeerd geef me uw hand dan help ik u overeind – blijf van me af gilde de vrouw u deed het expres ik zag u kijken ik weet het zeker ze gaf hem een duw waardoor hij diep achterover viel zijn hoofd stootte tegen een been van een van de omstanders die zich intussen in het winkelpad hadden verzameld hij mompelde wat en stond op.
Wegwezen hier.
Niemand legde hem een strobreed in de weg terwijl hij stijf overeind kwam en het winkelpad volgde naar de kassa’s daarlangs en naar buiten. Het leek of hij in een cocon liep, geluiden uit de supermarkt leken hem niet te bereiken en wat vooral vreemd was: in de rest van de supermarkt winkelde men gewoon verder alsof het incident er zich niet had afgespeeld.
Toen hij buitenstond besefte hij dat hij zijn boodschappenkarretje had achtergelaten met daarin het winkelmuntje. Hij kon het niet opbrengen om terug te gaan en zijn muntje op te eisen – lazer op met je muntje het belangrijkste was dat hij zich nu de held in zijn eigen speelfilm voelde. Script, dialogen, regie, hoofdrollen – de hele productie. Speciaal gevoel. Een mengeling van trots en vertwijfeling. Had hij het echt gedaan? Stoer! Was het stoer? Het was zo stoer als het steken van een speld diep in je arm. Niet uit te leggen. Onbedwingbaar, onontkoombaar. Heerlijk. Eigenlijk zonder de behoefte aan publiek. Het ging zoals het ging, het was zoals het was. Er lag geen vraag onder over de zinvolheid of zinloosheid van de actie. Dit. Was het. Punt. Uit. Klaar.
Toch was er meer. Er trokken rillingen over zijn armen. Rillingen die maar bleven wandelen tussen zijn stuitje en zijn nek en weer terug. Er was het lichte gevoel in zijn hoofd. Als een ruimtereiziger leek hij te zweven, de zwaartekracht had geen antwoord op zijn soortelijk gewicht.
Hij liep naar een bankje op het plein tegenover de supermarkt en voelde een onuitsprekelijke behoefte aan een sigaret – belachelijk hij had al meer dan tien jaar niet had gerookt.
Hij sloot zijn ogen en keerde zich naar binnen als in de mooiste meditatie die hij ooit had gedaan, tastte de binnenkant van zijn schedel af op zoek naar gevoel, irritatie, euforie, kalmte maar vond niets en tastte van daar naar zijn schouders opzoek naar hetzelfde en vandaar naar zijn rug, naar zijn borst, buik, onderbuik, dijen, kuiten, voeten steeds op zoek naar emotie, pijn, angst, ergernis, trots – maar voelde niets. Het was zoals het was. Niet eens teleurgesteld keerde hij terug naar zijn buik, nog altijd zijn ogen gesloten.
Hij voelde hoe er iemand naast hem kwam zitten maar besloot met zijn ogen stijf dicht er geen aandacht aan te besteden. Dat lukte nauwelijks want de persoon naast hem was glashelder in haar bedoelingen.
“Waarom liet u mij struikelen?”, klonk het veel te dicht bij zijn linker mediterende oor. De explosie van de stem rolde irritant door zijn gehoorgang, langs trommelvlies, over hamer naar stijgbeugel, over aambeeld, langs slakkenhuis en buis van Eustachius zijn hersens binnen die direct signalen stuurden naar zijn geconcentreerde Zijn dat er een serieuze aanval plaatsvond. Met intense tegenzin gaf hij in slow motion toe en kwam langzaam bovendrijven. Zijn rechteroog nog even gesloten opende hij het linker en draaide het zo voorzichtig mogelijk naar de stem naast hem.
“Waarom liet je mij struikelen, lul?”, klonk het opnieuw, dringender, kwader. Ze blies sigarettenrook uit. God wat had hij de pest aan rokers sinds hij was gestopt. Ze rookte. What the fuck? Het maakte hem eigenlijk geen donder uit. Hij wist het niet en bedacht dat hij dat net zo goed kon zeggen ook al zou ze het direct uitleggen als een bekentenis.
“Ik weet het niet,” zei hij dus eenvoudig en wilde zijn ogen weer sluiten om nog verder na te genieten.
“Klootzak,” klonk het naast hem zonder veel stemverheffing, ze drukte intussen de sigaret uit op zijn linkerhand stond op en liep simpel weg terwijl het leek of het vlees van zijn hand zachtjes siste.
Hij had natuurlijk van alles kunnen doen – hele scenario’s vlogen door zijn hoofd alsof hij aan het eind van zijn leven was – maar hij besloot geen krimp te geven. De pijn was fel en bleef lang echoën hij bedacht dat dit niet meer was dan het bijkomende effect van zijn daad die hij ook zonder emotie had uitgevoerd dus was het wel zo consequent om dit aspect niet toe te laten tot zijn zenuwstelsel. Iemand had haar sigaret uitgedrukt op zijn hand. Iemand die hij kort daarvoor had laten struikelen. Omdat het moest.
Hij was meer dan tevreden over de daad. Met je kop in de wind weet je dat je leeft – is er geen wind dan veroorzaak je die zelf construeerde hij zijn rechtvaardiging. Hij bleef nog even zitten.
Het begon voorzichtig te regenen. Bijna dankbaar strekte hij zijn linkerhand uit – niet te ver – en liet de regen de as van de wond spoelen. Hoe welkom kon water zijn. Ten slotte stond hij op, liep met verende passen naar zijn fiets en peddelde op huis aan met een energie die hij lang niet meer had gevoeld zijn maag in de knoop alsof hij voor het eerst verliefd was zijn hersens in de hoogste versnelling alsof hij nog voor middernacht een compleet concept moest hebben uitgedacht zijn lippen in een glimlach die zelden zijn gezicht had gesierd. Boeddha zou jaloers zijn.
Hou het vast – ging het door hem heen. Hou dat vast. Hier gaat het om. Niet het daar en straks. Niet het ooit en toen. Nee, het Hier en het Nu. May I have your votes please?
Mooi verhaal over vervreemdheid van jezelf en de ander en dat als je weer in beweging komt er energie vrijkomt en tralalalala enz.
LikeLike