Verliefd op Henry, Klaus en Philippe


In een vorig leven heb ik ooit kennisgemaakt met de zangstem countertenor. Wie er niet aan gewend is en onverwacht een man met een ‘vrouwenstem’ ziet/hoort zingen, moet meestal iets overwinnen. Want ongewoon, niet alledaags. Dat klopt. En toch is de countertenor in de muziek een oud gegeven en allerminst een rariteit. Toen ik in Groningen studeerde was ik bevriend met Paul, een bijzondere jongen die Nederlands studeerde, verschrikkelijk lekker kon koken, veel van klassieke muziek wist en bovendien een heuse countertenor was. Paul en ik maakten lange nachten in allang vergeten kroegen.

We woonden bij elkaar om de hoek in de Oosterpoort. Wanneer we terugliepen naar huis had Paul een vast repertoire dat hij met ferme stem de nacht en de buurt in slingerde. Een nummer was ‘What power art thou’ van Henry Purcell (dadelijk meer daarover) en het andere Janis Joplins ‘Oh lord would you buy me a Mercedes Benz’. Nog altijd vind ik de uitvoering van Paul eigenlijk beter dan die van Janis en van iedereen die een poging heeft gedaan om dat wonderlijke a-capella lied na te zingen. Hierbij de versie van raspje Janis, van Paul bestaat helaas geen opname:

We slaan een paar jaren over. Op een dag hoor ik een pop-versie van Purcells ‘What power art thou’ door de band Fink in een uitvoering met het Concertgebouw-orkest. Deze uitvoering is een versimpelde versie van het theatrale origineel waarin de ‘Cold Genius’ bibberend te voorschijn komt en meedeelt hoe koud hij het heeft en graag wil blijven hebben. Fink maakt van het lied een soort Bach-uitvoering, die vooral door het vette orkest erachter wordt gedragen:

Tegelijk inspireerde deze uitvoering me om op internet te kijken welke versies er nog meer bestaan. Zo ontdekte ik Klaus. Officieel Klaus Sperber (Immenstadt24 januari 1944 – New York6 augustus 1983) geboren in de Beierse Alpen en wonderlijk mens. Voorbestemd om in Berlijn zijn geluk te vinden, of, nog beter in New York. Klaus wilde zanger worden, maar werd niet toegelaten tot het conservatorium omdat zijn stem niet voldeed. Godzijdank wist hij dat hij moest doorgaan en zocht zijn heil in Amerika. Op Wikipedia vind je een beperkte biografie over Klaus Nomi – zoals zijn artiesstennaam was. Na een aantal jaren sappelen in rare baantjes lukte het hem om in de New Yorkse underground erkenning te krijgen. En niet van de minsten. Zo nodigde David Bowie hem uit als achtergrondzanger, zie filmpje. Het bijzondere is dat Klaus eigenlijk meer de aandacht naar zich toetrekt dan Bowie. Die bovendien door zijn lacherige bandleden nauwelijks serieus lijkt te worden genomen:

http://www.openculture.com/2014/09/david-bowie-and-klaus-nomis-hypnotic-performance-on-snl-1979.html

Het verhaal gaat dat Klaus zich liet inspireren door de couture die Bowie die avond aanhad, in een later interview beweert hij dat hij het zelf heeft bedacht. Maakt niet uit. We zien een bijna klassieke Berlijnse cabaretkunstenaar, die ik eigenlijk niet vind passen in die New Yorkse sfeer, maar dat is persoonlijk. Voor Bowie was Klaus ook meer een verpersoonlijking van Berlijn – de stad die hem altijd heeft geïnspireerd.
Nou goed, op een avond brengt Klaus Nomi in zo’n New Yorkse club in The Village totaal onverwacht ‘What power’ ten gehore, in de versie zoals Purcell het wilde. Je ziet een persoonlijkheid. Je hoort een persoonlijkheid. Je krijgt er spijt van dat je er niet bij was. “It’s nower than now”:

Via Klaus kom ik vervolgens bij een – gelukkig nog levende – countertenor: Philippe Jaroussky. Voor mij is hij compleet nieuw, maar dat ligt aan mij. Philippe is die geschoolde countertenor, die het alleen van zijn stem moet hebben en verder niet van schmink en theater. Met zijn prachtige stem lijkt hij het ook niet nodig te hebben. Het is een wereld van verschil met Klaus Nomi, maar ook een wereld waartussen je niet moet willen kiezen. Nomi is met zijn ‘ongeschoolde’ stem een soort nobele wilde en betovert daarmee, omgekeerd is Philippe op zijn eigen manier een fenomeen. Het maakt niet uit. Het maakt me voor altijd (opnieuw) verliefd op het eigenzinnige geluid van de countertenor:

 

 

 

Henry Purcell, (Westminster, circa 1659 – Londen21 november 1695). Henry Purcell schreef religieuze muziek, kerkmuziek, toneelmuziek en semi-opera’s. Het is prachtige muziek, die gelukkig nog regelmatig wordt uitgevoerd. Soms in versimpelde – maar nog altijd prachtige – uitvoeringen en soms in uitvoeringen die voor altijd in je ziel gegrift lijken.

Over hanvanwel
Alles voor de kunst. De kunst van het kijken, schilderen, schrijven, creëren, vertellen, genieten, bedenken en maken. De kunst van het je eeuwig verbazen. Maar ook de kunst van het rouwen. En de kunst van het weer doorgaan.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

%d bloggers liken dit: