2020. Voornemens? Krieltjes!


Terwijl op de magnetron een onaangetast pak krieltjes dd 5.6.19 schreeuwt om actie en minstens aandacht anno 3.1.20 denk ik aan al die vorige jaarwisselingen vol voornemens. Goede voornemens. Halfslachtige voornemens. Schijnvoornemens. Wat al niet. Deze jaarwisseling besefte ik: ik heb ze niet, ik wil ze niet eens, ik kan ze niet hebben. Pfff, wat een opluchting. Ik sta mijzelf toe net zo niet voornemend te zijn in het komende jaar als in het vorige. Ik hoef mezelf niet een nieuwe liefde te beloven, vrijwilligerswerk, culturele uitstapjes, vrienden, vriendinnen, teksten, gedichten, krielaardappeltjes – niks van dat al. Wat een rust. Ongelooflijk. Nog fijner: gewoon doorgaan met slechte of schadelijke dingen doen. Gezonder leven? Echt niet. Alcoholvrije dranken? Wat? Ja, dat. Wie heeft dat ooit bedacht? Ik drink wijn om lekker in mijn bejaardenroes te komen. Bij alcoholvrije wijn wordt de alcohol uit de wijn verwijderd, is de belofte. Je moet wel erg van bacchus los zijn om zoiets te bedenken, laat staan aan te prijzen. Getver.

Er gaat niets boven slechte dingen doen, zolang je je er maar goed bij voelt en je gal niet overstroomt, je nieren blije eikels blijven en je alvleesklier niet verschrompelt als dat pak krieltjes over de datum. 

Waarom ik ze ‘dus’ niet weggooi heeft ook geen reden. Zolang ze er nog liggen kan ik blijven geloven in de kinderachtige belofte dat ik ondanks alles ook weleens iets gezonds doe. Want diep in mijn hartje geloof ik heus wel in de gezondheid der dingen. Het is alleen net zo als de schildering in de Sixtijnse kapel: de ene hand kan reiken wat hij wil maar hij zal nooit de andere toegestoken hand kunnen pakken. Drama. En dat al eeuwenlang. In mijn eeuwenoude ziel ontrolt zich hetzelfde bevroren perspectief: goede voornemens halen hun doel allang niet meer. En dat is goed. Voor mij.

Mijn behoorlijk zelfredzame montessori-hond kijkt mij droefgeestig aan. Hij kijkt bijna altijd zo. Droevig. Hulpeloos. Lief met zijn diepbruine ogen. Dagelijks maken we buiten in het bos beurtelings keuzes over het pad dat wij kiezen. We hebben het eerlijk verdeeld. Om de beurt mogen we zeggen of we linksaf, rechtsaf of rechtdoor willen. Nooit terug want een hond dient altijd vooruit te gaan. Het leidt zelden tot conflicten. Mijn hond en ik houden vreselijk van elkaar. Over mijn hond als goed voornemen hoef ik niet na te denken. Mijn hond is. Jaar in jaar uit. Mijn hond voor wie ik een koffer vol koosnaampjes heb, noemt mij nooit bij mijn naam in conctact met andere honden, maar liefkozend en schamper tegelijk ‘mijn eten’ en dat verklaart alles. “Ik moet gaan want Mijn Eten wordt ongeduldig.” En “Ik moet zorgen dat ik Mijn Eten niet uit het oog verlies.” Of “Mijn Eten roept, later.” 

We hebben een liefdevolle, wederzijdse schijnafhankelijkheid die nu al zeven jaar duurt. En dat gaat best ver. Zo wachten we op elkaar als een van ons een ‘taart bakt’ (term is van zijn lieve tante die hem een paar keer per week uitlaat) en houden we ervan om lepeltje-lepeltje in en op bed te liggen. Hij op, ik in – dat dan weer wel. Zo sleept mijn hond mij het helemaal niet nieuwe jaar in waarin alles bij het oude blijft en helemaal niks verandert, hooguit verschrompelt– zie krieltjes. Het is wat het is.