Zoals Rothko zijn doek – David vertrekt (2)


Van 20 september tot 1 maart 2015 was in het Haagse Gemeentemuseum de tentoonstelling ‘Mark Rothko’ te zien. Een ‘must see’ evenement. Door laag op laag op laag (en meer) te schilderen, zo transparant mogelijk, liet Rothko enorme kleurvlakken ontstaan die de kijker de sensatie geven dat hij het doek wordt ingetrokken. Volgens sommigen een bijna-religieuze ervaring.

Rothko kwam tot deze unieke manier van schilderen nadat hij kennis had genomen van de verschrikkingen van de Holocaust. ‘Het past niet om na deze gruweldaad nog langer figuratief te werken in een wereld die zijn menselijke gezicht heeft verloren’ schijnt hij te hebben gezegd in vergelijkbare woorden. Zo zijn zijn werken een diepdoorvoelde aanklacht tegen de Holocaust en tegen elke vorm van levensvernietiging.

Het mooiste moment van de expositie was voor mij niet de ontmoeting met (een van) de schitterende schilderijen, maar met een foto. Een simpele foto, beetje achteraf tentoongesteld opzij van de expositie:

Zoals een schilder

Zoals een schilder

Het is een foto die ik het liefst op ware grootte zou willen zien. Rothko, gezeten in een spartaanse leunstoel, evalueert een van zijn doeken. Hij neemt afstand en rust zoals iemand dat kan doen, ‘na gedane arbeid’. Benen over elkaar geslagen. Pakje sigaretten binnen handbereik. Brandende sigaret in de rechterhand. Hoofd ’n tikje scheef, als van een kritische toeschouwer. Of luisteraar – je weet het maar nooit in deze magie.
Er lijkt meer licht te vallen op de vloer en op Rothko’s hoofd dan op het schilderij waarnaar hij kijkt. Dat is niet zo raar: Rothko’s schilderijen absorberen licht. Kijk hem daar zitten. Als schepper op de zevende dag beoordeelt hij het resultaat van zijn werk. Hoe zou hij kijken naar dat doek? Zou hij het wordingsproces nalopen of zich concentreren op het resultaat? Of zou hij het voor de zoveelste keer helemaal niks vinden (Rothko was zwaar depressief), een zoveelste mislukte poging opweg naar de gedroomde perfectie waar hij al behoorlijk dicht tegenaan zat?

De foto heeft op mij dezelfde meditatieve werking als zijn doeken. Misschien wel meer. Er gaat zoveel rust vanuit, er ligt zoveel vredigheid in dat beeld van die man in die simpele houten stoel in dat haast onnatuurlijk opgeruimde atelier voor dat ene doek. Dat met de man in de stoel een gevecht om aandacht lijkt aan te gaan. De man in de stoel wint. Maar tegelijk is hij deel van het mysterie dat begint in het schilderij. Er ontstaat een raadsel dat onoplosbaar lijkt, een vraag die wordt gesteld waarop het antwoord niet gegeven kan en hoeft te worden. Zoals in het meditatieve gedicht ‘Melopee’ van Paul van Ostaijen: “Waarom schuiven de maan en de man getweeën gedwee naar de zee”
Er zijn vragen die zichzelf ontstijgen.

Ik zie mezelf graag op de plaats van Rothko. In net zo’n spartaanse houten stoel, brandende sigaret in mijn linkerhand, pakje sjek op de leuning, benen losjes over elkaar geslagen, hoofd licht schuin alsof ik luister, alsof ik denk, alsof ik kijk naar wat ik nooit meer levend voor me zal zien: recht in de ziel van David, 23 jaar. Het minst tastbare het meest aanwezig.

23 jaar voor altijd – eeuwig jong. Ik staar, ik loer, ik luister, ik concentreer, ik beoordeel, ik ben schepper-af. Waar zijn leven stopt en het licht absorbeert, lijkt het mijne ook pas op de plaats te maken. Dit is de tussentijd. Er is een tijd voor dit moment en een tijd erna. Tussen die twee ligt de onoverbrugbare leegte waarnaar ik nu kijk. Die mij naar binnen zuigt – ik laat het graag gebeuren. Ik zit en staar machteloos naar wat is geweest, naar wat werd, naar wat nooit méér worden zal; laag over laag over laag, transparant over transparant. Het werk dat zichzelf onverklaarbaar áf verklaarde.
Zou dat met Rothko net zo gegaan zijn? Nam hijzelf de beslissing dat een doek af was of was het ’t doek dat aangaf  klaar te zijn. Is dat staren van Rothko vergelijkbaar met mijn machteloosheid? Weer zo’n vraag die geen antwoord verlangt. De vraag is de meditatie van het moment.
Het stelt me niet gerust. Ik hang teveel aan het ‘werk’ dat David heet om te accepteren dat het af zou zijn. Het was toch net bezig te ontstaan? Tegelijk weet ik dat ik hier helemaal niets heb in te brengen. David was klaar, om de een of andere reden. Ik kan alleen maar machteloos zitten, spartaans zitten staren en in mijn herinnering al zijn lagen langslopen, al zijn dagen, al zijn jaren die als de ringen van een boom zijn geschiedenis vertellen. Vanuit deze stoel heeft de wereld zijn menselijke gezicht verloren – ondanks alle zorg en aandacht waarmee we worden omringd. Davids ziel zweeft in de tussentijd. Er is een tijd voor en er is een tijd na zijn leven. In de tussentijd echoot een liedje van lang geleden naar boven, iets jonger was ik dan David nu:

To everything, turn, turn, turn.
There is a season, turn, turn, turn.
And a time to every purpose under heaven.
A time to build up, a time to break down.
A time to dance, a time to mourn.
A time to cast away stones.
A time to gather stones together.

Wat hoorde Rothko daar in die stoel? Hoe vredig is die foto eigenlijk?