Afgetopt (4): Hoe ik mijn depressie vier met droevig verlangen naar hechting.


Een mens kan op twee manieren omgaan met zijn herinneringen: ze koesteren of ze ontkennen. Af en toe zie je op social media oppervlakkig diepzinnige tegeltjeswijsheden als: “laat het verleden rusten, daaraan kun je toch niks meer veranderen – leef niet in de toekomst want je weet niet wat die brengt, leef in het nu”of “Koester niet het verdriet van de rouw, maar de mooie herinneringen die je met de gestorvene hebt gedeeld.”

Ik vind dat de grootste onzin – zeker wat betreft het verleden. Mijn verleden is vol droevige perioden, mooi in hun lelijkheid. Er zijn momenten dat ik graag daaraan terugdenk, de herinnering aan de pijn die je koestert. 

Op 4 april herdenken we dat onze zoon David, 23 jaar oud, onverwacht overleed. De dagen daarna stroomde ons huis en onze tuin over van tientallen vrienden die binnenkwamen, elkaar omhelsden, op de rug klopten en vervolgens in zwijgen vervielen, terwijl ze krat na krat bier wegdronken. Hun verdriet een mengeling van verbijstering en pijn. Hun pogingen om Davids laatste uren te reconstrueren liepen telkens op niets uit en dat was niet erg zolang ze elkaar maar hadden. En wij hun. 

Elk jaar voel ik die behoefte aan hun aanwezigheid: de troost die daarvan uitgaat komt telkens terug als een herinnering die mij vult met melancholie, blijdschap, verlangen en pijn. Het is het verlangen naar de warmte van de vrienden, de zorg van zoveel anderen. 

Een paar dagen geleden werd er ’s avonds laat op de deur gebonkt. Het lijkt wel een patroon: de afgelopen jaren werd er bij een calamiteit altijd ’s avonds laat gebonkt of gebeld. Nooit overdag. Het is als een sluipmoordenaar die onder dekking van de duisternis toeslaat. Toen David was overleden (vroeg in de morgen) belden er rond middernacht pas twee agenten aan met het slechte nieuws. Bijvoorbeeld.

Nu stond de buurvrouw met haar kinderen voor de deur. In haar armen hield ze mijn amper 1-jarig katje, Tesla. Tesla huilde van angst, pijn en verdriet. Drie van zijn pootjes waren tot op het bot ontveld en naar later bleek waren er meerdere ribben gebroken. Het was vreselijk om te zien. Diezelfde avond nog stond ik bij de dierenarts die maar een diagnose had. Dus aaide ik even later Tesla de dood in. Ons verdriet was groot. Eigenlijk groter dan ik aankon. Natuurlijk gaat het ‘maar’ om een dier en ik had hem nog niet eens een jaar. Maar ik merkte dat ik mij al zo aan hem had gehecht en werkelijk zoveel liefde voor hem voelde stromen als ik nooit voor mogelijk had gehouden. Ik begon het begrip ‘hechting’, ‘gehechtheid’ te ontleden en besefte dat hechting eigenlijk altijd de dimensie ‘kwetsbaarheid’ met zich meebrengt. Ik vraag me af of een mens zonder hechting kan bestaan – is iemand die zich nergens aan hecht gelukkiger dan ieder ander mens die zich bewust of onbewust hecht aan iets. Is hechten een van de kenmerken die een mens een mens maken of ligt het breder en is het een kenmerk van bijna elk levend wezen? In elk geval is het zo dat hechting je altijd overkomt. We staan er machteloos en willoos tegenover. Dat is best onthutsend. De meeste mensen denken dat ze de baas over hun eigen leven zijn. Of willen dat graag. Verrassing! Dat is een illusie. Het leven overkomt je, er valt erg weinig aan te sturen. En dat geldt ook voor hechting. Zo kwetsbaar als ons leven is, zo kwetsbaar zijn we door alles waaraan we gehecht zijn.

Hechting en hechtingstoornissen worden meestal geplaatst in het perspectief van de ouder- kindrelatie. Er bestaat in dat kader ook ‘onveilige’ hechting. Hechting wordt omschreven als … een proces van interactie tussen een kind en een of meer van zijn opvoeders dat leidt tot een duurzame affectieve relatie”.

De Belgische psychiater Dirk De Wachter zegt: ”De mens is gedoemd tot duurzame hechting. Er is een menselijke dwang om een wederhelft te vinden. Waar mensen slecht mee omgaan is dat ongeluk in die hechting onvermijdelijk is. Tegenslag verbindt mensen vaak meer dan vrolijkheid. In het delen van de kleine verdrietigheden toont zich juist de ware liefde. Ons mens-zijn is de verbinding met de ander.”

Ergens anders vind ik de mooie titel van een indertijd gehouden seminar: “Ook sterven moet je leren: hechting en onthechting”. Ik denk erover na en al snel komt er opstandigheid in mij boven (ik ben nou eenmaal graag opstandig zelfs ondanks mijn antidepressiva – dat leg ik in een ander blog nog wel eens uit). Ik besef dat hechting een onbewust, intuïtief proces is. Hechting overkomt je, net als niet-hechting. Het begint met je kind en het ‘eindigt’ met je kat. Maar onthechting is in veel gevallen een rationeel proces dat je meestal wordt opgedrongen door ‘de’ omstandigheden. Je kind sterft en je merkt dat je gehechtheid de verwerking ervan in de weg staat en kan omslaan in veel en diepe pijn. Op dat moment ben je aan het onthechten – rationeel probeer je de dood van je kind te begrijpen, zoals dat heet ‘een plaats te geven’. En of het nu je kind is of je kat, van beiden heb je gehouden, voor beiden heb je liefde gevoeld en nu ben je gedwongen de tegenslag van de dood af te hechten en staat je mens-zijn op de tocht. 

Dat is het ingewikkelde aan dit bestaan: al dan niet bewust wil je hechten in het ver verstopte besef dat er altijd een moment komt van onthechten, van verdriet en pijn. Waarin zich de ware liefde toont. Om je vervolgens opnieuw te hechten –het is immers onze ‘menselijke dwang’. Ik hecht, dus ik ben.

Om gek van te worden.
Teruglezend zie ik dat het woord ‘pijn’ behoorlijk vaak voorkomt in dit blog. Nu schrijf ik mijn blogs bij voorkeur als een lange penseelstreek – intuïtief verhalend, ‘aus einem Guss’. Alleen de grote lijn staat mij voor ogen. Het is ‘dus’ verrassend om te ontdekken dat er een rode draad ontstaat, onbedoeld schilder ik mijn pijn. Eigenlijk precies wat ik wilde maar onbewust toegelaten.

Wordt vervolgd