Afgetopt (2): hoe ik mijn depressie vierde met Mannetje Timpetee
23/02/2019 Plaats een reactie
“En dan heb ik ook nog dat slaapmiddel (ik noem de naam) waar ik maar niet vanaf kom,” zeg ik.
“Nee,” zegt mijn huisarts. “Dat moet je ook blijven slikken. Ik ken de bijwerking wel. De meeste patiënten die het slikken kijken overdag voortdurend televisie of Netflix en paffen aan een stuk door.”
Er valt een stilte. Ik voel me ernstig betrapt. “Middel en kwaal,” zeg ik. “Precies,” zegt hij. Maar jij was toch gestopt met roken?” “Was, ja,” zeg ik,”een week of vier. Toen besloot ik dat ik er toch weer aan wilde. Ik erger me kapot aan al die verstandige dingen als stoppen met roken, of alleen witte wijn drinken omdat rood niet goed zou zijn voor mijn reumatische artritis. Ik bedoel ik doe al aan afvalscheiding, dat kan ik nog volgen, maar al die andere beperkingen waardoor ik gezonder zou leven vind ik onzin.”
Mijn huisarts kijkt me aan en denkt na. “Ik kan je niks verbieden, maar het gaat wel om de kwaliteit van jouw leven.”
Hij raakt de kern van mijn hernieuwde depressie. Ik ben alweer enige tijd opzoek naar de kwaliteit van mijn leven en kan er eigenlijk geen wijs uit worden. Ik heb al lang geleden besloten dat die kwaliteit niet in mijzelf te zoeken is, maar in mijn band met mijn kind, mijn ex, mijn hond, mijn kat. Verstandige boeken wijzen erop dat ‘geluk’ voor zover dat bestaat, uiteindelijk draait om wat je voor anderen kunt betekenen. Onbaatzuchtigheid, bescheidenheid, empathie, liefde voor de ander is de kern van werkelijk geluk. En verder is geluk altijd een proces en geen eindpunt, al denken veel mensen daar anders over. Ik voel en weet dat al die waarden inderdaad belangrijk zijn en zingevend. Maar van onder de deken van mijn antidepressiva die mij deze dagen nauwelijks lijken te helpen, lijken ze eerder zombies waar mijn hand dwars doorheen gaat in een poging er vat op te krijgen. Het enige dat nog grijpbaar is, is de rouw om mijn andere kind dat bijna vier jaar geleden uit het niets overleed op zijn 23e. Alles wat daarvoor of daarna gebeurde bevindt zich op een ander niveau dat weinig of geen emoties toelaat. Intussen heb ik met de hulp van een verbijsterend mooie familie-opstelling, ontdekt dat mijn familie-systeem behoorlijk in de war was, maar dat er ruimte was om het systeem in zekere zin te herordenen waardoor David, mijn overleden zoon, in een stabielere relatie (want niet meer boos op zijn overlijden – ik weet hoe dit klinkt – ) met het familiesysteem kwam te staan waardoor ik in staat zou moeten zijn om de pijn die ik voel en die ik in tattoo-jaarringen op 4 april laat aanbrengen, verzacht mag worden. Niet langer zwart/wit prikkeldraad of een zaag om mijn pols maar dit jaar rozen in kleur. Mijn kind is dood maar naar het schijnt minder ongelukkig en dat idee moet ik verinnerlijken. Ik doe mijn best. Gisteravond had ik een gesprek met iemand die ik niet zo goed kende en die wist van mijn rouw. Heel invoelend zei zij:”Het houdt nooit op he?” Goedbedoeld, en wat kan je anders zeggen maar voor mij is het een dooddoener (slechte woordspeling) van jewelste. Ik kan het haar niet kwalijk nemen. Alleen ik en zijn tweede en eerste moeder weten wat het werkelijk betekent, dat ‘het’ nooit ophoudt. ‘Het’ valt niet uit te leggen, laat staan te beleven terwijl het juist daarom schreeuwt. Het is letterlijk een doodlopende weg.
Maar goed, het ging om het vat krijgen op kenmerken als onbaatzuchtigheid, bescheidenheid, empathie, liefde voor de ander – op weg naar geluk en mogelijk zelfs als geneesmiddel voor mijn depressie. Jaja, mooi niet. Want die depressie is als de bekende Black Dog die zijn schaduw over al mijn voornemens werpt en knaagt aan al mijn gewetensvolle inzichtjes. Voor dit moment heb ik de verheven zoektocht naar een oplossing opgegeven. Ik zoek mijn heil in het bedenken van absurditeiten en val familie en vrienden daarmee lastig. Het is een aangename vlucht in mijn fantasie en het helpt in zekere zin mij sociaal overeind te houden. Zo was ik uitgenodigd voor een etentje bij mijn uitgever, zijn vrouw en nog wat vrienden en vroeg ik plompverloren tijdens de eerste gang: “Weet iemand hoe het toch afliep met Mannetje Timpetee”? Een vrij simpele vraag maar niemand in het volwassenen gezelschap wist het antwoord. Dat deed mij goed.
Wordt vervolgd